Op weg naar het (niet-) weten van Sokrates

Twee beschrijvingen van de gespreksmethode van Sokrates

———————–

Karel van Haaften

Sokratisch café Zwolle
Februari 2018

Op weg naar het (niet-)weten van Sokrates

Twee beschrijvingen van de gespreksmethode van Sokrates.
Één beschrijving op basis van de huidige gespreksmethode
in de sokratische cafés. En één op basis van
de klassieke dialoog Laches.

Op weg naar het (niet-) weten van Sokrates

Twee beschrijvingen van de gespreksmethode van Sokrates. Één beschrijving op basis van de huidige gespreksmethode in de sokratische cafés. En één op basis van de klassieke dialoog Laches.

Inhoud

Sokratische dialoog
Toelichting en protocol

Sokratische dialoog
Toelichting en protocol

  1. Inleiding
  2. Kenmerken van de sokratische dialoog
  3. Gespreksmethode (protocol)

Gespreksmethode van Sokrates
in de dialoog Laches

Gespreksmethode van Sokrates
in de dialoog Laches

  1. Inleiding
  2. Waarover gaat de dialoog Laches?
  3. Stappen in de gespreksmethode van Sokrates
  4. Citaten van Leonard Nelson over (de kern van) het sokratisch gesprek
  5. Sokrates’ gespreksmethode in de dialoog Laches
  6. Korte beschrijving
  7. Uitgebreidere beschrijving, met citaten uit de Laches
  8. Afsluitende overweging

Vooraf

Wat bedoelde Sokrates eigenlijk met niet – weten? Misschien is een dialoog, zoals hij die voerde in het klassieke Athene, een methode om dat te ontdekken. Maar kun je niet – weten dan ontdekken?

In deze bundel twee hulpmiddelen. Ten eerste een beschrijving van de sokratische dialoog, zoals die op dit moment met grote regelmaat wordt gevoerd in de verschillende sokratische cafés in Nederland. En daarnaast een analyse van de door Sokrates gehanteerde gespreksmethode in de door Plato opgetekende dialoog: Laches.

Sokratische dialoog

Toelichting en protocol

Toelichting en protocol

A. Inleiding

Vrijwel iedereen kent de klassieke opdracht: Leer jezelf kennen. Sokrates bracht die opdracht in praktijk door gesprekken te voeren met zijn medeburgers. In je eentje kun je die opdracht niet vervullen. Je hebt de feedback van en aansluiting bij anderen nodig om te proberen jezelf te leren kennen.
Door jezelf te leren kennen kun je, volgens Sokrates, deelnemen aan het goede leven. Dat wil zeggen, je leven te leven zoals het voor jou is bedoeld. Wanneer je jezelf leert kennen, krijg je oog voor de zin en betekenis van jouw leven.
Onderwerp van de gesprekken die Sokrates met zijn medeburgers voerde was altijd zijn eigen leven en dat van zijn gespreksgenoten; en dan vooral wat daarin goed was en wat niet goed was. Wat daarin wel en niet deugde. Die gesprekken gingen vaak over de vier centrale klassieke deugden: moed, maat, rechtvaardigheid en wijsheid.

Sokrates stelde zich niet op als een leraar. Hij wist het niet en hij had geen vooropgesteld idee van het goede leven. Hij was er voortdurend naar op zoek en daarom voerde hij zijn gesprekken. Plato, die op jonge leeftijd in de ban raakte van de gesprekken van Sokrates, heeft na diens dood ongeveer vijfentwintig van die gesprekken in dialoogvorm opgeschreven. Waarschijnlijk gebruikte Plato die dialogen als lesmateriaal in de door hem in Athene gestichte akademie.
In de dialogen kun je lezen hoe Sokrates zijn gesprekken voerde, maar een duidelijke beschrijving van de gespreksmethode is er niet. Alleen lijkt Sokrates in de allegorie van de grot, in de dialoog Politeia, wel een verwijzing te geven naar zijn gespreksmethode.

In de eerste helft van de vorige eeuw is de Duitse filosoof Leonard Nelson in Frankfurt begonnen met zijn filosofiestudenten gesprekken te voeren volgens de methode van Sokrates. En eind vorige eeuw is die gespreksmethode naar Nederland gehaald door Jos Kessels, Erik Boers en Pieter Mostert, destijds samen in Het Nieuwe Trivium.

De sokratische dialoog, zoals wij die tegenwoordig voeren in de sokratische cafés in Nederland, is een verkorte vorm van het sokratisch gesprek van Nelson. Wij starten met een reeds vastgesteld gespreksthema. Daarmee bespaar je de tijd die nodig zou zijn om overeenstemming te bereiken over een gespreksthema. De aandacht kan zo meteen op het onderwerp worden gericht. Want een kenmerk van de gesprekken van Sokrates is de focus die hij aanbracht. Er was in iedere dialoog altijd één centraal thema dat werd onderzocht.

B. Kenmerken van de sokratische dialoog
  1. Zelfonderzoek door de deelnemers aan het gesprek
  2. Het goede leven
  3. Vragen zijn leidend
  4. Definitie van het gespreksonderwerp aan de hand van een voorbeeld ervaring van één van de gespreksdeelnemers
  5. Een geleid gesprek volgens een gespreksmethode
  6. Luisteren, vragen stellen en oordeel opschorten
  7. Focus
  8. De ander(-en)
  9. Tijd bepaalt de duur van het gesprek

a. Zelfonderzoek door de deelnemers aan het gesprek
Hoewel een sokratische dialoog een nogal gewoon gesprek lijkt, wijkt het toch af van gesprekken waaraan we gewend zijn. Het gaat hierin namelijk niet om het oplossen van een probleem, het beantwoorden van een vraag of het geven van een advies. Het gaat hierin over jezelf en niet over (het probleem van) een ander. In een sokratische dialoog wordt een situatie gecreëerd waarin iedere deelnemer, dankzij het centrale gespreksthema en de vragen van de anderen, de eigen opvattingen (of levensvisie) onder de loep kan nemen en kan onderzoeken waarop die zijn gebaseerd. Sokrates bracht hiermee voor zichzelf en zijn medeburgers de klassieke opdracht in de praktijk: Leer jezelf kennen.

b. Het goede leven
Sokrates was op zoek naar het goede leven: de manier waarop je jouw leven kunt leven zoals het voor jou is bedoeld. In tegenstelling tot veel van zijn voorgangers en tijdgenoten onderzocht hij niet ‘de buitenwereld’, de bouwstenen van de kosmos of het universum, maar hij onderzocht het leven van de mens zelf. Zijn gesprekken gingen daarom over de zin en betekenis van zijn leven en dat van zijn gespreksgenoten. En over alle mogelijke aspecten van menselijk gedrag, met als centrale thema’s de belangrijkste klassieke deugden: moed, maat, rechtvaardigheid en wijsheid.

c. Vragen zijn leidend
In een sokratische dialoog zijn de vragen leidend. Dat kan ongebruikelijk zijn voor ons omdat we zo gewend zijn, en ons is geleerd, om dingen te beweren en voor onze mening uit te komen. Maar om de ruimte te creëren die nodig is voor de dialoog en voor het zelfonderzoek, is het essentieel dat iedere deelnemer vragen stelt. Vragen vanuit een niet-weten, vanuit verwondering. Vragen maken open en stimuleren luisteren en dat is de ideale situatie voor het gesprek. In een sokratische dialoog gaat het om goede vragen. Dat zijn vragen waarop niet zomaar een antwoord is en die aanzetten tot nadenken en overwegen.

d. Definitie van het gespreksthema
Sokrates onderzocht in zijn gesprekken alle mogelijke aspecten van menselijk gedrag. Om de gespreksthema’s enigszins voor de gespreksgenoten te verhelderen, liet hij ze altijd definiëren aan de hand van voorbeelden van concrete menselijke handelingen. Die voorbeelden dienen om het gespreksthema te kunnen onderzoeken. Zonder zo’n concreet voorbeeld kun je geen samenhangend gesprek voeren over het gesprekthema en leent het zich ook niet voor zelfonderzoek. De voorbeeldhandeling dient als definitie van het gespreksthema aan de hand waarvan wij onszelf kunnen onderzoeken. Voor ons in deze tijd kan dat moeilijk zijn, omdat wij gewend zijn aan de hand van thema’s de ervaringen van anderen te onderzoeken, of een theoretische beschouwing te geven. In een sokratisch gesprek is dat echter niet de bedoeling.

e. Een geleid gesprek volgens een gespreksmethode
Het lijkt kunstmatig om een gesprek over zulke vertrouwde onderwerpen te voeren volgens een bepaalde gespreksmethode en met een gespreksleider. Maar dit is om drie redenen belangrijk. 1. Het is niet makkelijk om vragen te blijven stellen, te blijven luisteren, en je ‘oordeel op te schorten’, dwz niet meteen te reageren en antwoorden op wat er wordt gezegd, maar te blijven nadenken en door te gaan met het stellen van vragen. De gespreksleider is er om daaraan te herinneren. 2. Deelnemers brengen persoonlijke voorbeeldervaringen uit hun eigen leven ter sprake. Daarvoor is een veilige omgeving nodig, waarin met respect met de voorbeelden wordt omgegaan. De gespreksleider is er om dat te bewaken. 3. Het is niet eenvoudig focus in het gesprek te houden, waarin het gespreksthema centraal blijft staan en waarbij voorbeelden uit het eigen leven van de gespreksdeelnemers worden gevonden, aan de hand waarvan zelfonderzoek kan plaatsvinden. De gespreksleider is er om dat in goede banen te leiden.

f. Luisteren, vragen stellen en oordeel opschorten
In deze tijd lijkt het paradoxaal dat je een gesprek kunt voeren, door vooral te luisteren, vragen te stellen en je oordeel op te schorten. Voor ons gaan gesprekken meestal om wat er gezegd en beweerd wordt; stellingen moeten worden ingenomen en verdedigd. Maar door vragen te stellen maak je ruimte; ruimte voor overweging. Sokrates noemde dat: je omdraaien naar het licht. Dat gebeurt als je ophoudt met het poneren van stellingen en vragen gaat stellen. Door te luisteren en je oordeel op te schorten schep je ruimte voor vragen, zowel bij jezelf als bij de anderen. Het gaat in het sokratisch gesprek vooral om het stellen van vragen, goede vragen.

g. Focus
De sokratische dialoog is een onderzoeksgesprek. De gespreksmethode zorgt voor het aanbrengen van een focus in het gesprek. Je begint het gesprek met één centraal gespreksthema. En vervolgens definieer je dat thema aan de hand van één kernmoment uit een voorbeeldervaring van één van de gespreksdeelnemers. Dat lijkt een geweldige verenging, en wellicht zelfs verarming, van het gespreksonderwerp. Mis je dan niet veel aspecten van het gespreksthema? Dat blijkt niet het geval. Eerder het tegenovergestelde. De focus werkt als een vergrootglas en geeft de mogelijkheid tot verdieping van het zelfonderzoek. Sokrates ging ervan uit dat in ieder klein onderdeel het geheel aanwezig is; in de microkosmos is de macrokosmos aanwezig.

h. De ander(-en)
Het is de vraag of zelfonderzoek in je eentje mogelijk is. Volgens Sokrates waarschijnlijk niet. Voor hem is het gesprek met de ander(-en) onmisbaar voor het onderzoek naar de zin en betekenis van ieders leven. Om in jezelf iets te kunnen ontdekken, zijn de vragen van de ander essentieel. Die ‘dwingen’ je buiten je vertrouwde denkroutines te stappen. Zonder een zetje ‘van buiten’ houd je vast aan wat je bekend en vertrouwd is. Het gezamenlijke onderzoek in dit gesprek is dus geen gezellige bijkomstigheid, maar een noodzakelijke voorwaarde voor een sokratisch gesprek.

i. Tijd bepaalt de duur van het gesprek
Een sokratisch gesprek is niet gericht op een antwoord, een oplossing, een resultaat of een uitkomst. Het creëert de mogelijkheid tot zelfonderzoek voor de deelnemers aan het gesprek. Daarom bepaalt tijd de duur van het gesprek. Naarmate het gesprek vordert verschijnen er vaak de betere vragen, de onbeantwoordbare vragen. De vragen waaraan je gewoonlijk voorbijgaat omdat ze te maken hebben met de axioma’s waarop je leven is gebaseerd. Het gesprek zou zo eindeloos door kunnen gaan. Daarom bepaalt tijd de duur van gesprek; in de sokratische cafés gewoonlijk drie uur.

C. Gespreksmethode van de sokratische dialoog

De eerste helft van het gesprek is nodig om onze meningen en opvattingen over het gekozen gespreksthema tevoorschijn te halen en een beetje ‘op te schudden’. En om ons te laten onderzoeken met welke ervaringen in ons leven onze meningen en opvattingen te maken hebben. Nadat er één geschikte voorbeeldervaring is geselecteerd en daarbij een onderzoeksvraag is vastgesteld, komt het zelfonderzoek pas echt op gang in de tweede helft van het gesprek. Tijdens het zelfonderzoek is het de kunst om met behulp van de vragen van de anderen de eigen opvattingen te confronteren met het gespreksthema in de geselecteerde voorbeeldervaring. Om het ‘zelf denken’ daar mogelijk te maken is het zaak vast te houden aan die definitie van het gespreksthema. Dat is niet eenvoudig. Je kunt heel gemakkelijk het zelf denken (of nieuwe denken) weer loslaten en terugvallen op je gebruikelijke meningen en opvattingen. In de door Plato opgetekende gesprekken van Sokrates gaat het voortdurend hierover: loskomen van je gebruikelijke meningen en opvattingen (‘nieuw denken’) en er vervolgens weer op terugvallen. Je lijkt koers te moeten houden tussen Scylla en Charibdis1. Aan de ene kant is er het risico dat je los van de in het specifieke voorbeeld gegeven definitie van het gespreksthema daarover gaat theoretiseren; en dan zit je zo weer in je gangbare meningen en opvattingen. Aan de andere kant bestaat het risico dat je je zozeer verplaatst in de gegeven voorbeeld situatie dat je je een beeld gaat vormen (fantasie) wat jij in die situatie zou hebben gedaan, als je zelf in die situatie was geweest. Ook dan val je terug op je standaard meningen en opvattingen. Kortom, zelfonderzoek is niet eenvoudig. De oude Grieken hadden een mooi woord voor de tijdsdimensie waarin zelfonderzoek kan plaatsvinden. Daarvoor gebruikten ze het woord: kairos, dat vertaald kan worden met: nu, of het ideale moment.

j. Stappen in de dialoog2

  1. Verken het onderwerp van gesprek. Formuleer er vragen over. Peil of en welke ervaringen deelnemers hebben met het onderwerp van gesprek.
  2. Geef de deelnemers de gelegenheid een specifieke ervaring uit hun eigen leven met het onderwerp te selecteren en te formuleren. Welke onderzoeksvraag over het onderwerp past daarbij?
  3. Inventariseer de verschillende ervaringen en selecteer er één voor verder onderzoek.
  4. Verhelder de geselecteerde ervaring in de zin dat alle deelnemers zich een optimale feitelijke voorstelling kunnen maken van de handeling en de overwegingen van de voorbeeldgever in het kernmoment in die ervaring; bijvoorbeeld aan de hand van de vragen: wat deed je toen, wat dacht je toen, en hoe ervoer je die situatie? En stel de onderzoeksvraag vast.
  5. Alle andere deelnemers verplaatsen zich in de ervaring van de voorbeeldgever en geven antwoord op de onderzoeksvraag. En vooral op de vraag: waarom is dat jouw antwoord?
  6. De antwoorden van alle deelnemers en de achterliggende argumenten van die antwoorden worden achtereenvolgens onderzocht. Hier is het zaak ‘zelf te denken’ en koers te houden tussen Scylla en Charibdis.
  7. In welke zin spelen in dit (zelf-)onderzoek de kardinale deugden een rol? Maat heeft te maken met opgeven en loslaten: In niets te veel. Moed heeft te maken met het nemen van een hindernis, een drempel, je mond open doen etc. Rechtvaardigheid heeft te maken met ieder zijn/haar deel geven. Dat betekent zeker niet dat ieder evenveel krijgt; alleen wat een ieder toekomt. En Wijsheid heeft te maken met alles in zijn eigen waarde laten; alles bezien en bezien dat het goed is. En Hosios3 heeft te maken met het behoud van het Goede voor iedereen. Alle deelnemers onderzoeken met welke deugd dit gesprek vooral te maken heeft; en vooral waarom?

Een voorbeeld van de gespreksmethode van Sokrates

in de dialoog Laches

in de dialoog Laches

1. Inleiding

Sokratische gesprekken zijn aparte gesprekken. Ze lijken heel gewoon, maar toch zijn ze dat niet. Anders dan gewone gesprekken zijn ze niet gericht op een oplossing of een resultaat, of op het uitwisselen van koetjes en kalfjes. Sokratische gesprekken gaan over zelfonderzoek. De deelnemers aan het gesprek scheppen met elkaar een situatie waarin ieder voor zichzelf kan onderzoeken wat hij/zij nu eigenlijk zelf weet op basis van de eigen ervaring. Je helpt elkaar om een stukje van je eigen opvattingen en overtuigingen onder een vergrootglas te leggen. Door elkaar te bevragen, goed te luisteren en niet meteen met een reactie te komen, maar je oordeel op te schorten en een vervolgvraag te stellen. In zo’n gesprek gaat het niet om een externe autoriteit of de kennis van een ander, maar om wat je zelf weet.

Hoewel Sokrates geen enkele theorie aanhing en nooit iemand heeft les gegeven, ook niet in de methode waarmee hij zijn gesprekken voerde, zijn er in de door zijn leerling Plato opgetekende dialogen toch wel aanwijzingen te vinden over de manier waarop Sokrates met zijn medeburgers in gesprek ging. In de dialoog Laches is die gespreksmethode bijvoorbeeld zeer herkenbaar. Het is de gespreksmethode zoals Sokrates die in de dialoog De Staat op beeldende manier heeft geschetst in de zogenaamde allegorie van de grot, en die ik eerder heb beschreven in het essay – Wist Sokrates iets …?

Hier zal ik eerst een korte beschrijving geven van de inhoud van de dialoog Laches en vervolgens de verschillende stappen in de gespreksmethode van Sokrates beknopt samenvatten. Daarna zal ik aan de hand van de Laches laten zien hoe die gespreksstappen achtereenvolgens in de tekst aan de orde komen. Omdat ik daarvoor echter een geweldige reductie moet toepassen op de tekst van de dialoog, citeer ik daarna nog eens veel uitgebreider de betreffende passages uit de tekst van de Laches. Op die manier doe ik iets meer recht aan de tekst. Overigens is de volledige tekst van de dialoog Laches op deze website te vinden.

2. Waarover gaat de dialoog Laches

De deelnemers aan dit gesprek zijn: Lusimachus en Melesias, twee bezorgde vaders, Laches en Nikias, oud veldheren van Athene, en Sokrates.

Sokrates is te hulp geroepen door de twee vaders, Lusimachus en Melesias, bij de verdere opvoeding van hun zonen. Zij vragen Sokrates of het verstandig is deze jongens in zware bewapening te leren vechten, als ‘hopliet’, en of zij daarvoor dus een leermeester moeten zoeken. De Atheense oud-veldheren Nikias en Laches, die ook aan het gesprek deelnemen, mogen eerst hun opinie geven. Nikias denkt dat het nuttig is om jongens te leren vechten in zware bewapening. Hij vindt het een nuttige tijdsbesteding die goed is voor lichaam en geest, want als het goed is leer je dan ook hoe je aanvoerder moet zijn in het leger en later bestuurder van de stad (181d-182d). Laches lijkt het niet zo zinvol om dat te leren aan jonge jongens. De Spartanen, een militair volk bij uitstek, doen het toch ook niet. Iemand die laf is, wordt volgens Laches niet dapper door het leren van deze kunst (182d-184c). Als Lusimachus vervolgens van Sokrates wil weten of die zich aansluit bij de opinie van Nikias of van Laches, vraagt Sokrates waarom dit gesprek gaat over ‘het leren vechten in zware bewapening’. Want als je je afvraagt of je een medicijn op je ogen moet smeren, dan gaat het je toch om de ogen en niet om het medicijn? Evenzo, als je je afvraagt of je jongens in zware wapenrusting moet leren vechten, dan gaat het je toch om het geestelijk welbevinden van de jongens en niet om ‘leren vechten in zware bewapening’? Als je je dus afvraagt of het leren vechten in zware bewapening bijdraagt aan het geestelijk welbevinden van de jongens, is het dan niet verstandiger een leraar te zoeken die ze daarin onderwijst? Dat moet iemand zijn die ervaren is in levenskunst en deugd. Sokrates vraagt dus of het niet beter is om te onderzoeken wat levenskunst en deugd dan wel zijn.
Als de anderen daarmee instemmen, verandert dus het onderwerp van het gesprek. Het gaat verder over deugd en vervolgens over één van de kardinale deugden: moed. Eerst probeert Laches in gesprek met Sokrates onder woorden te brengen wat hij verstaat onder moed en als hij het niet meer weet, neemt Nikias het over. De dialoog eindigt, zoals gebruikelijk, met meer vragen dan antwoorden, en met het voornemen het gesprek de volgende dag voort te zetten.

3. Stappen in de gespreksmethode van Sokrates

In het essay – Wist Sokrates iets …? – heb ik een beschrijving gegeven van Sokrates’ gespreksmethode aan de hand van de allegorie van de grot en het daaraan voorafgaande gesprek over vier niveaus van kennis (zie de dialoog De Staat, 509d – 518b). Daar wordt beschreven via welke niveaus of stappen de ziel op zoek kan gaan naar het hoogst kenbare. Dat hoogst kenbare niveau noemt Sokrates daar het Goede, hoewel volgens hem het Goede zelf onkenbaar is. Hij vergelijkt het Goede in de immateriële wereld met de zon in de materiële wereld. En zoals het licht van de zon zelf onzichtbaar is, zo is het Goede zelf volgens Sokrates onkenbaar. En zoals de materiële objecten het licht van de zon weerspiegelen, zo weerspiegelen volgens hem de voorwerpen van kennis het Goede.
Hier geef ik een beknopte samenvatting van de verschillende niveaus, waarlangs het onderzoek in een gesprek met Sokrates voert:
a. Eikasia (concreet beeld, voorbeeld, afspiegeling),
b. Pistis (gevestigde mening, opvatting, geloof),
c. Dianoia (inzicht, overweging, veronderstelling, zelf denken)
d. Noèsis (‘niet’ weten)

Eikasia
Onder eikasia verstaat Sokrates een concreet voorbeeld van gedrag (een handeling) uit het leven van (één van) zijn gespreksgenoten. Dat voorbeeld fungeert als de definitie van het onderwerp van gesprek. In de dialoog Laches, die gaat over moed, is dat bijvoorbeeld het moment dat Laches en Sokrates standhouden in de strijd en het gevaar trotseren (waarschijnlijk in de slag bij Amphipolis in 422 v chr.)

Pistis
Onder pistis verstaat Sokrates de gebruikelijke meningen en opvattingen, waarmee je door het leven gaat; waarmee je de onduidelijkheden in en de onzekerheden van het leven probeert te beheersen. Onder pistis valt de opvatting dat je denkt te weten, waar je bent, wie je bent, waar je mee bezig bent etc. Bijvoorbeeld, laatst was ik op de fiets in een voor mij vrijwel onbekend bos ineens de weg kwijt. Ik had geen kaart bij me en geen telefoon. Ik dacht dat ik wist waar ik was en fietste rustig verder, totdat ik mij opeens realiseerde dat ik niet meer wist waar ik was. Aan het weggetje, de bomen, de bladeren, de wind en de vogels verandert dat allemaal niets. Alleen ik veranderde. Ik was in verlegenheid en werd alerter. Ik ging nadenken en (onder-)zoeken. De (comfortabele) pistis waarin ik verkeerde, zolang ik dacht te weten waar ik was, moest ik ineens loslaten toen dat niet bleek te kloppen,

Dianoia
Onder dianoia verstaat Sokrates het zoeken dat begint als je de pistis hebt kunnen loslaten, en zelf gaat denken en onderzoeken waarop jouw meningen en opvattingen over jezelf en jouw wereld eigenlijk zijn gebaseerd. Op het moment bijvoorbeeld dat je bereid bent om een vaste opvatting onderzoekbaar te maken door er een vraag over te stellen. Bijvoorbeeld, is het eten van vlees wel gezond, of is autorijden wel ongezond? Een vaste mening aan een onderzoek onderwerpen doe je gewoonlijk niet zomaar uit eigen beweging, daar moet je bij geholpen worden, hetzij door een onverwachte gebeurtenis, hetzij door een vraag van een ander. Het kan ongemakkelijk zijn om je vertrouwde wereldbeeld (enigszins) los te laten, maar dat is een voorwaarde voor het vervolg van het sokratische gesprek. Sokrates vergelijkt dianoia met het openen van de ogen. “Als je ogen door al je bekende meningen en opvattingen zijn verblind, kun je niets zien.”

De overgang van pistis naar dianoia gaat vaak niet zo makkelijk. In dianoia voel je je enigszins in verlegenheid en op onbekend terrein. Met gevolg dat je aldoor weer terugvalt op de jou bekende meningen en opvattingen. In de allegorie van de grot zegt Sokrates daarover dat het moeilijk kan zijn om je ogen open te houden als je op de weg naar buiten bent uit die halfduistere grot “omdat het licht je lijkt te verblinden”.

In de dialoog Laches heeft Plato dat mooi weergegeven, door de oud-veldheren Laches en Nikias op een verschillende manier met Sokrates het gesprek over moed te laten voeren. Laches relativeert eerst de positieve waarde van theoretische scholing en heeft vervolgens niet al te veel moeite om het gesprek voorbij zijn bekende meningen en opvattingen over moed voort te zetten. Nikias daarentegen hecht juist veel waarde aan theoretische scholing en heeft zichtbaar moeite zijn mening over wat moed volgens hem is los te laten.

Noèsis
Onder noèsis verstaat Sokrates waarschijnlijk een niveau van gewaarzijn waarin je alles (waar-)neemt zoals het is, zonder door je eigen meningen gehinderd te worden. Plato laat Laches zeggen: “Ik heb het gevoel dat ik het wel weet, maar ik kan het op dit moment niet formuleren.” Noèsis is waarschijnlijk een staat van verwondering; en noem je dat nou weten of niet-weten?
Misschien kun je het onderscheid tussen dianoia en noèsis als volgt aangeven: in dianoia is er de bereidheid om de pistis te onderzoeken. Ga je dat onderzoek aan dan blijken er vaak culturele waarden, met anderen gedeelde waarden, die je hebt opgeslagen in betekenisvolle ervaringen, ten grondslag te liggen aan je opvattingen. Soms zijn ze je ‘met de paplepel’ ingegoten. Maar ook die dieperliggende waarden zijn te onderzoeken. Zij behoren tot de cultuur en de ‘zingevende verhalen’ waarin je leeft. En wat Sokrates onder noèsis verstaat is waarschijnlijk het doorzien van de betrekkelijkheid van zowel de pistis als van de dianoia. (In het proces tegen hem werd hem immers ten laste gelegd dat hij de goden van de stad en de vaderen niet respecteerde.)

4. Citaten van Leonard Nelson over (de kern van) het sokratisch gesprek

De Duitse filosoof Leonard Nelson (1882 – 1927) richtte in de eerste decennia van de vorige eeuw aan de universiteit van Frankfurt vooral zijn aandacht op de gespreksmethode van Sokrates en niet zozeer op de inhoud van diens gesprekken in de dialogen van Plato. Daarmee gaf Nelson een beslissende impuls aan de herwaardering van de gespreksmethode van Sokrates in deze tijd. Jos Kessels haalde deze gespreksmethode eind vorige eeuw naar Nederland. Het boek dat hij daarover publiceerde – Leonard Nelson, de sokratische methode – is zeer de moeite waard voor liefhebbers van het sokratisch gesprek. Van de vele mogelijke citaten daaruit hier slechts drie citaten die te maken hebben met de richting van het onderzoek in het sokratisch gesprek: – naar het minder zekere, – het eigen weten en – het zelf denken.

“We herkennen in deze gespreksopbouw (van Sokrates) het filosofisch instinct voor de enige juiste methode: eerst de waarnemingen van het dagelijks leven onderzoeken op hun algemene vooronderstellingen om zo van het zekere oordeel te komen bij het minder zekere.” (Nelson, blz 86)

“Door een gegeven oordeel in zijn onderdelen uiteen te leggen, gaan we terug naar de vooronderstellingen van dat oordeel. Wij gaan regressief te werk doordat we van de gevolgen overgaan naar de grondslagen. Bij deze regressie abstraheren we van de toevallige feiten waarop een bepaald (ervarings-) oordeel betrokken is, en halen door deze afsplitsing de oorspronkelijk onduidelijke voorstellingen te voorschijn, waarop de beoordeling van het concrete geval is gebaseerd. De regressieve methode van abstractie, die ertoe dient de filosofische principes aan het licht te brengen, brengt dus geen nieuwe kennis tot stand, noch van feiten noch van wetten. Zij zet alleen door nadenken in heldere begrippen om wat als oorspronkelijk bezit in onze rede rustte en onduidelijk in elk afzonderlijk oordeel tot uiting kwam.”(Nelson, blz 80)

“De filosofische ‘waarheid’ is geen kwestie van kennis, maar van inzicht. Men beheerst haar niet door geleerdheid, maar door zelf denken.” (Nelson, blz 57)

5. Sokrates’ gespreksmethode in de dialoog Laches

Vervolgens laat ik zien hoe in de dialoog, Laches, het gesprek langs die verschillende niveaus verloopt. Om dit basisschema te kunnen laten zien moet ik de dialoog comprimeren. Daarmee doe ik de inhoud van de dialoog te kort. Deze beschrijving is dus slechts een zeer summiere weergaven van deze dialoog. Om de gesprekmethode duidelijk uit de tekst van deze dialoog naar voren te laten komen, volgen er twee beschrijvingen. In het eerste deel worden alleen de vier genoemde niveaus van kennis uit de dialoog gelicht. In het tweede deel wordt een uitgebreidere beschrijving van de stappen in de dialoog gegeven met de daarbij horende citaten uit de Laches-tekst. Maar dit is allemaal geen vervanging van Plato’s eigen dialoog die hij schreef voor zijn akademie. De volledige tekst van Laches is op deze website te vinden.

1 Één van de beproevingen van van de held Odysseus op zijn thuisreis naar Troje was het passeren van een zee engte met aan iedere zijde een vervaarlijk monster, genaamd Scylla en Charybdis.
2 Zie Praktijkboek Vrije Ruimte, Jos Kessels ea Amsterdam 2008.
3 Hosios is moeilijk vertaalbaar. Het duidt op gedrag dat zeer passend is in het moment, omdat het rekening houdt met het goede voor iedereen, nu en later. In het Engels wordt het vertaald met propriety. In de bijbel wordt het vertaald met heilig en vroom.